Door Meindert J. Prins

In de nacht van woensdag 18 augustus op donderdag 19 augustus 1943 stopte een vrachtauto van het Duitse leger met een met legergroen zeildoek bespannen laadbak op de Geuzenbuurt in Andijk West voor de woning (nu Dijkweg 273) van Fokke Zee en zijn vrouw Ebeltje Prins. Moffen sprongen er uit en bonkten op hun voordeur. Ze hielden weer een razzia en doorzochten die nacht verscheidene woningen in Andijk. Binnen schrok iedereen wakker. Behalve Fokke en Ebeltje en hun onderduiker, de Hillegommer Dick van Egmond, waren 6 van hun dochters thuis, Wijntje (22), Anje Pietje (18), Trijntje (16), Jantje (13), Diewtje (10) en Wilhelmina (8). Dochter Aafje (20) was die zomer in Dordrecht bij haar oom Dr. Piet Prins en tante Jannigje; haar oom Piet was daar predikant van 1939 tot 1946. De oudste twee van hun kinderen, Grietje (26) en Gerrit(24) waren getrouwd en woonden dus elders.

Met een van paniek kloppend hart moesten ze hun onderduiker zo gauw mogelijk wegstoppen. Hij was sinds maandag 5 juli 1943 bij hen ondergedoken en sliep meestal in een veldersboet, maar die nacht in een bedstee in huis. Hij kroop in een schuilplaats onder de vloer in de slaapkamer van Fokke en Ebeltje terwijl hun dochter Wijntje, die met haar zuster Anje Pietje in een andere bedstee lag, in zijn bedstee kroop. Dit moest alles voorzichtig en snel in het donker gebeuren want ze moesten door de gang heen achter de voordeur waar een glazen raam in zat. Zodra alles voor elkaar was opende Fokke de deur en liet de Moffen binnen. In de haast en in het donker was Dick van Egmond vergeten zijn kleren mee te nemen, die lagen nog op een stoel bij de bedstee met daarin zijn persoonsbewijs. Dit werd door de Moffen gevonden. Die dreigden toen de boel in brand te steken als Dick niet onmiddelijk tevoorschijn kwam.

Fokke aarzelde aanvankelijk maar had geen keus en haalde Dick uit zijn schuilplaats. Ze konden zich aankleden en werden meegenomen in de laadbak van de Duitse legerwagen. Eerst naar een school in Andijk en later naar Hoorn, waar Dick’s vader, die per telegram was ingelicht dat zijn zoon was opgepakt, ze allebei nog heeft kunnen spreken. Hij vertelde Ebeltje later dat ze zich goed hielden en vol goede moed waren. Diezelfde dag nog werd Fokke naar de SD gevangenis, aan de Euterpestraat 99 (nu de Gerrit van der Veenweg 99) in Amsterdam gebracht met twee andere Andijkers, ‘Andries Pasterkamp en een jongen van Kruithof’. Ze kwamen in dezelfde cel terecht en daar heeft Fokke bij het eten met ze gebeden. De volgende dag werd hij naar de Duitse afdeling in het Huis van Bewaring aan de Havenstraat 6 (nu de Amselveenseweg 6) in Amsterdam Zuid gebracht en opgesloten in cel B.3.15.

Dick van Egmond had verkering met Tine Zee (Trijntje), een nicht van Fokke. Zij was een dochter van zijn oudere broer Pieter Zee, die op 29 jarige leeftijd was verdronken op maandag 3 februari 1919 terwijl hij op weg was naar een van de zaadfirmas in Enkhuizen met een vrachtje zaad op een slee over het ijs van de bevroren sloten. Op een zwakke plek nabij de Kadijksloot zakte hij door het ijs en verdronk. Zijn vrouw Grietje Zee-Dijkman, die al twee kleine dochtertjes had, Grietje (4) en Trijntje (1½), was in verwachting en vijf weken later, op dinsdag 11 maart, werd weer een dochter geboren, die Pietertje werd genoemd naar haar vader. Grietje begon een zaakje aan huis in koffie, thee, sigaren en sigaretten om in haar levensonderhoud te voorzien. Later toen een van haar dochters in Vogelenzang kwam te werken, verhuisde zij ook daar heen. Het was daar dat haar dochter Tine verkering kreeg met Dick van Egmond. Hij kwam bij Fokke en Ebeltje als onderduiker omdat hij opgeroepen was voor de Arbeidsinzet. In Nazi Duitsland was een groot tekort aan arbeiders omdat de mannen daar werden opgeroepen voor de militaire dienst. Duizenden mannen werden opgeroepen in de door de Nazis bezette landen voor deze dwangarbeid en velen doken onder om hieraan te ontkomen. Dick van Egmond werd aanvankelijk gevangen gezet in het noorden van Nederland en heeft daarna tot het einde van de oorlog in Duitsland voor de Moffen moeten werken.

Ondanks alle zorgen over het lot van haar man hield Ebeltje zich flink nu ze overal alleen voor stond. Na die eerste dag duurde het lang voordat ze iets vernam over het wel en wee van haar echtgenoot. Op woensdag 1 september kreeg ze bericht van de gevangenis directie dat ze kleren naar haar man moest sturen. Er gingen daarna wekelijks kleren heen en weer, vuile naar Andijk en schone naar Amsterdam. Later kwam er af en toe een brief die uit de gevangenis was gesmokkeld. Schrijven was streng verboden maar er was een stompje potlood in de cel en voor papier gebruikte hij de stukjes grauw wc papier die aan een spijker in de muur bij het toilet hingen. Soms kon hij die opgevouwen over een muur gooien met het verzoek op het buitenste blaadje om het door te sturen naar ‘F. Zee – Andijk (West)’ en soms kon hij ze meegeven aan een celgenoot die werd vrijgelaten. Waarschijnlijk hebben niet al zijn brieven hun bestemming bereikt maar vijf van deze brieven worden nog door de familie bewaard en ze geven een indruk van het gevangenisleven. De cel was ongeveer 3 meter breed en 5 meter lang. Deze cellen waren voor één persoon bedoeld en werden nu bezet door 5 en soms zelfs wel 6 of 7 mannen. Er was dus maar één brits waar de oudste van de celgenoten op sliep. Toen Fokke aankwam sliep daar een ‘oude man’ van 64 jaar op. Toen die werd vrijgelaten was hij de oudste en kon hij op de brits slapen. Op 23 september was hij in de gevangenis 50 jaar geworden. Door de Hollandse bewakers werden de gevangenen als misdadigers behandeld. Ze boden geen hulp aan en dit was heel teleurstellend. ‘De Duitsers zijn daarin beter’ schreef Fokke in één van zijn brieven. Hij vroeg zich af of er meer Andijkers in die gevangenis zaten maar daar was niet achter te komen. De eerste maand was de overgang heel moeilijk van de overvloed thuis naar het dagelijks tekort aan eten. Hij schreef dat het eten goed was maar dat er nooit genoeg was en dat er paketten met levensmiddelen konden worden gestuurd. Dit werd dan ook verzorgd door Ebeltje. De voedselpakketten werden met de celgenoten gedeeld terwijl toch iedereen het meest van zijn eigen pakketten voor zichzelf kon houden. Maar zijn celgenoten vielen als hongerige leeuwen op hun paketten af en aten altijd alles in een korte tijd op. Fokke deed langer over zijn pakketten en vond het dan niet mooi om te eten als de anderen niets meer hadden. Ze beloofden dan het de volgende keren beter te doen maar dat bleef moeilijk met de gedurige honger. Ook van het Rode Kruis kwam er af en toe wat extras. Elke ochtend werden ze een half uur gelucht, soms direct na het opstaan en soms later op de ochtend en dat was beter want het brak de verveling halverwege de ochtend. Het luchten vond plaats in een wigvormige ruimte op de begane grond, aan de ingang de breedte van een deur en 8 meter verder aan de achterkant 4 meter breed. Ook van boven was die ruimte met gaas afgesloten. Twee keer in de week kwamen er boeken maar zelden was er goede lectuur. Hij had om een bijbeltje gevraagd maar dat werd niet toegestaan in de cel. In de Hollandse afdeling van het Huis van Bewaring werden kerkdiensten gehouden maar niet in de Duitse afdeling. Zijn celgenoten respecteerden hem en hielden altijd een moment van stilte voor hem voor en na het eten. Hij miste de omgang met geloofsgenoten maar hij ervaarde het ook als God’s bedoeling dat hij daar was geplaatst. Hij schreef over het lezen, het hangen, het liggen of het achter elkaar aan lopen in de cel, over de belangstelling voor de nietigste dingen, over het voor de deur staan tegen etenstijd om te ruiken wat er zou komen. Ze konden lachen en zingen en over het algemeen was er een goede atmosfeer. Hoewel ze van de buitenwereld waren afgesloten kwamen ze toch wel iets te weten, doordat er af en toe een celgenoot werd vrijgelaten of overgeplaatst en dan kwam er weer een nieuwe. Soms werden er gevangenen overgeplaatst naar Vught en daar werd gunstig over gesproken. Daar was volgens de geruchten meer afleiding, meer gelegenheid om te werken en Fokke hoopte dat hij ook naar Vught zou worden overgeplaatst maar dat is niet gebeurd. Het was toen niet bekend dat vanuit Vught gevangenen werden doorgestuurd via Westerbork naar concentratiekampen in Duitsland en Polen. Er zijn pogingen ondernomen door de familie in Andijk, o.a. door zijn schoonzoon Joost Prins, om hem in de gevangenis op te zoeken. Dit is niet gelukt want dat moest van te voren in Den Haag officieel worden aangevraagd en goedgekeurd. Eén van zijn celgenoten was de 33 jarige Amsterdammer Joop Hemmerlé, die was opgepakt voor het verspreiden van anti-nazi materiaal, voor het verbergen van Joden en voor algemene hulp aan Joden vanuit zijn woning aan de Utrechtsedwarsstraat. Hij vertelde Fokke dat zijn 23 jarige verloofde Tine van der Hoogte zwanger was en hij wist niet hoe hij haar kon helpen terwijl hij gevangen zat. Fokke zei: ‘Probeer haar naar mijn vrouw in Andijk te sturen, zij zal haar wel helpen.’ Zo kwam het dat Tine op de Geuzenbuurt in Andijk bij Ebeltje terecht kwam waar ze hartelijk werd ontvangen. Joop Hemmerlé werd in october via Vught doorgestuurd naar Dachau.

Op woensdag 20 october vernam de familie in Andijk dat de advokaat die Fokke zou verdedigen, hem een half uur had gesproken en vond dat Fokke er wat vervallen uitzag. Een week later, op woensdag 27 october werd Fokke onder bewaking naar Den Haag gebracht. Hij was daar gedagvaard om voor het Duitse Landgerecht aan de Lange Vijverberg 12 om 9:30 ‘s ochtends te verschijnen om te worden berecht voor het schuil houden van een arbeidsdienstplichtige. Zijn zoon Gerrit en zijn zwager Albert van Dokkum, die getrouwd met zijn zuster Trijntje, waren die ochtend van Andijk naar Den Haag gereisd om daarbij aanwezig te zijn. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden en een boete van f300,00 plus kosten, totaal f341.08. (leges voor proces f40,00, boete f300,00, kosten voor een tolk f1,00 en porto f0,08). Door de bemiddeling van zijn advocaat kreeg hij een voorlopige invrijheidstelling om de oogst werkzaamheden op zijn tuindersbedrijf te verzorgen omdat dit te maken had met de voedselvoorziening. Hij had toen al 10 weken gezeten en moest zich in januari 1944 in Amsterdam melden om de resterende tijd van 7 weken uit te zitten. Zijn advokaat zou ondertussen een officieel verzoek om gratie of verkorting van straftijd indienen. Na de veroordeling door de rechter reisde hij als voorlopig vrij man met zijn zoon en zwager via Utrecht en Amsterdam naar Andijk. Hij was acht pond afgevallen en zag er mager en slap uit maar was verder gezond. Ebeltje was buiten zichzelf van blijdschap en schreef in haar dagboek dat ze weer als pasgehuwden waren. Het werk op zijn tuindersbedrijf verliep goed die herfst. In de eerste week van november hadden Fokke en Ebeltje de gelegenheid om er een week samen op uit te trekken en familie te bezoeken. Op zaterdag 18 december 1943 beviel hun gast Tine van der Hoogte, een maand te vroeg, van een dochter, die de namen Olga Ebeline Ariane kreeg. Door Fokke werd ze als dochter van Johannes Jacobus Hemmerlé en Catharina Maria Alida van der Hoogte op het gemeentehuis aangegeven. Tine verbleef ongeveer een jaar in Andijk en werd een paar maanden na de bevrijding herenigd met haar verloofde Joop Hemmerlé. Hij had Dachau overleefd dat op zondag 29 april 1945 door Amerikaanse troepen was bevrijd. Het duurde enige maanden voordat hij voldoende was hersteld van alle ellende en geleden ontberingen in het concentratiekamp. Joop was na zijn gevangenschap in Dachau nooit meer zichzelf door alle ellende die hij daar had gezien en ondervonden. Er volgden jaren van armoede voor zijn gezin in Amsterdam. Op de leeftijd van 60 jaar pleegde hij zelfmoord.

Op dinsdag 18 januari 1944 vertrok Fokke weer naar Amsterdam om de rest van zijn straftijd uit te zitten. Daarna zat hij eerst 4 dagen vast in een gevangenis in Utrecht. Toen werd hij naar Kleef in Duitsland gebracht om daar als dwangarbeider te werken in smerigheid en drek in een fabriek waar beenderen van kadavers werden verwerkt. Ebeltje vernam aanvankelijk niets van Fokke. In de eerste week van Februari hoorde ze van Duitse autoriteiten in Bergen op Zoom dat hij in Kleef, Duitsland te werk was gesteld en ze kreeg daarbij een adres waar ze naar hem kon schrijven. Fokke werkte ook nog enkele dagen voor een bouwbedrijf in Birten maar werd toen ziek. Hij had wat opgelopen in die smerige fabriek en werd opgenomen in een ziekenhuis in Kleef waar hij 17 dagen in quarantaine doorbracht met bijna geen verzorging. Al die weken was er nooit genoeg te eten geweest, zelfs niet in het ziekenhuis. Hij werd in het ziekenhuis verrast met een brief van Ebeltje, die ze 9 dagen eerder had geschreven. Hij las die brief wel 100 keer, het was zijn enige afleiding.
Op dinsdag 8 februari 1944 kreeg Ebeltje het nieuws dat haar man 10 dagen verkorting van straftijd had gekregen als resultaat van het door zijn advocaat op 9 december 1943 ingediende verzoek om gratie. Op dinsdag 22 februari schreef ze in haar dagboek dat ze in de 5 weken nadat ze afscheid van elkaar hadden genomen helemaal niets van haar man had vernomen. Ze wist dat hij spoedig weer thuis zou moeten zijn met de 10 dagen gratie en zat in voortdurende spanning want ze wist dat Duitsland hevig werd gebombardeerd. Die week was Fokke inderdaad op weg van Kleef naar Andijk. Hij had Ebeltje en zijn familie later in die week per telefoon verteld dat hij vrijdagavond, 25 februari thuis hoopte te zijn. Hij had zijn zwager Albert van Dokkum gevraagd met een extra fiets naar het station in Hoorn te komen tegen de tijd dat hij daar zou aankomen. Die avond keek de familie af en toe voorzichtig van achter de verduisterde ramen naar buiten of ze hem al zagen aankomen. Fokke kwam toen toch nog plotseling zijn woonkamer binnen met de woorden: ‘Hier is vader weer!’ Ebeltje kon haar ogen niet geloven en voor ze het wist lag ze in zijn armen. Hij was doodop, had opgezwollen voeten en benen en zat onder de steenpuisten en ettergezwellen. Hij had veel moeten ontberen, had nooit voldoende te eten gekregen, had veel narigheid meegemaakt en gezien. maar gelukkig had hij in Duitsland geen bombardementen van dichtbij meegemaakt. Met de goede zorgen van Ebeltje herstelde hij en was na een paar maanden alweer beter.
Toen na de bevrijding alle Andijker NSBers moesten worden opgepakt, is Fokke hierbij als vrijwilliger bij de Nederlandsche Strijdkrachten behulpzaam geweest. Bij zijn uittreden uit actieve dienst ontving hij een dankbetuiging van de bevelhebber Prins Bernhard vanuit diens ‘Hoofdkwartier Te Velde’.

Op vrijdag 20 mei 1949 emigreerden Fokke en Ebeltje met hun vier jongste dochters naar de provincie Alberta in het westen van Canada waar al enkele van hun kinderen woonden. Hij was toen 56 jaar oud en Ebeltje was 55. Hij vreesde dat ze alleen op Andijk zouden achterblijven als al hun kinderen naar Canada zouden emigreren. In Alberta werkte hij de eerste drie jaar in Picture Butte op een suikerbieten boerderij. In 1952 verhuisden ze naar Red Deer waar hij tot zijn 68ste jaar voor de gemeente als tuinier in de stadsparken werkte. In 1953 emigreerden ook hun laatste kinderen van Andijk naar Alberta, Canada zodat het hele gezin inderdaad weer betrekkelijk dicht bij elkaar woonde. Desondanks heeft Ebeltje jarenlang veel last van heimwee naar Andijk gehad. In 1981 werd Fokke in een ceremonie op het stadhuis in Edmonton, de hoofdstad van Alberta, met nog drie anderen, onderscheidden met het verzetsherdenkingskruis. Hij was o.a. vergezeld van zijn kleinzoon Cor Zee die als politie agent in zijn gala uniform aanwezig was. De medaille werd uitgereikt door de toenmalige luitenant gouverneur van de provincie Alberta, Francis Charles Lynch-Staunton.

Op 10 november 1985 vierden Fokke en Ebeltje hun 70-jarig huwelijksfeest in Red Deer. Vijf maanden later overleed Ebeltje op de leeftijd van 92 jaar op 11 april 1986. Fokke overleed op 4 september 1989 ook in Red Deer, enkele weken voor zijn 96ste verjaardag.

In ‘De Andijker’ van vrijdag 19 juni 2009 verscheen een oproep van Olga Warnau-Hemmerlé die in Den Haag woonde met haar echtgenoot Martin Warnau. In deze oproep legde ze uit wie ze was en de omstandigheden waarin ze op Andijk was geboren op 18 december 1943 in het huis van Fokke Zee en Ebeltje Prins in de ‘toentertijdse Geuzenhoek’. Haar moeder had haar altijd verteld hoe dankbaar ze was voor de familie Zee die zoveel voor haar hadden gedaan in de bezettingstijd. Het contact met de familie Zee was helaas na hun emigratie in 1949 naar Canada verloren geraakt. Olga verzocht hulp om met hun nazaten in contact komen. Dezelfde dag dat die ‘Andijker’ uitkwam, belde Marrianne Venema-Kooiman in Andijk haar tante Aaf Kooiman-Zee op in Red Deer. Aaf nam toen direct diezelfde avond nog contact op met Olga en gaf haar enkele namen, adressen en telefoonnummers van familieleden in Andijk. Op zondag 5 juli kwamen Olga en haar echtgenoot Martin naar Andijk en brachten een bezoek aan Kees en Wijnie de Kroon-Prins, waarbij ook Tine Groen-Prins aanwezig was. Zij hebben Olga veel kunnen vertellen, herinneringen opgehaald en foto albums laten zien. Ook lieten ze Olga het huis aan de Geuzenbuurt zien waarin ze was geboren. Later die middag bezochten ze ook Jan van Dokkum in Sorghvliet, die toen net zijn dochter Annette Mantel-Van Dokkum op bezoek had. Ook daar werden veel herinneringen opgehaald en foto’s bekeken. In ‘De Andijker’ van vrijdag 31 juli verscheen Olga’s verslag van alles wat er had plaatsgevonden na haar oproep. Ze was heel dankbaar voor alle ontvangen reacties en maakte plannen om naar Canada te gaan om de nog levende Zee zusters te ontmoeten.


Op zaterdag 22 mei 2010 vloog Olga van Schiphol naar Calgary, Alberta om daar vijf dochters van Fokke en Ebeltje te ontmoeten, Aafje, Trijntje, Jantje, Diewtje en Helena (Aaf Kooiman, Tena Opdendries, Jennie Brink, Dorothy Meindersma en Helen Kits) Het werd een emotionele ontmoeting. Ze voelden zich direct allemaal thuis bij elkaar en het was de zusters Zee alsof ze er een lang verloren gewaande zuster bij hadden gekregen. Tijdens haar bezoek heeft Olga een boeket rode, witte en blauwe bloemen, de kleuren van de Nederlandse vlag, op het graf van Fokke en Ebeltje geplaatst.

Veel familieleden zijn mij heel behulpzaam geweest met het opsporen en verzamelen van informatie over deze geschiedenis. Ik betuig allen mijn dank en waardering en noem hier enkelen bij naam. Helen Kits-Zee (Fokke en Ebeltje’s jongste dochter) heeft mij veel informatie gestuurd en mij Fokke’s gevangenisbrieven laten lezen. Ebeline Hawtin-Zee (oudste kleindochter van Fokke en Ebeltje) heeft mij enkele paginas van het door haar in het Engels vertaalde dagboek van Ebeltje ter beschikking gesteld. Edward Prins had mij al eerder het dagboek van zijn vader Joost Prins (schoonzoon van Fokke en Ebeltje) laten lezen waaruit ik enkele notities had gemaakt. Ook Dorothy Meindersma-Zee (dochter) en Paulene Kamps-Kooiman (kleindochter) zijn heel behulpzaam geweest. Met Olga Warnau-Hemmerlé had ik enkele jaren geleden al contact gehad en ook nu weer en van haar heb ik nog wat informatie ontvangen.

Join the discussion 3 Comments

  • Peter Kooiman says:

    Thank you for the excellent and fascinating story of my grandparents, Opa and Oma Zee. I knew of his imprisonment, but it was great to read of the details. Peter Kooiman

  • Viktor Hemmerlé says:

    Thank you very much for helping my grandmother during the war. Olga is my aunt (sister of my father who passed away in 2004) and Joop Hemmerlé my grandfather.

    What an incredible story and family. Bless you all and stay in good health!

    • Zee Family says:

      Hi Viktor! Amazing to see your comment, and that Joop is your grandfather. Such a nice tribute to Fokke. Thank you for posting that!

Leave a Reply